De keuze tussen traditioneel leren en differentieel leren
Het leven verandert voortdurend. Het is voor een mens dus belangrijk om flexibel te zijn en nieuwe vaardigheden te blijven leren. Wie niet vooruitgaat, staat stil en zal worden ingehaald door anderen. Dit is niet alleen een les voor het leven, maar zeker ook voor de sport. Dat maakt het dus ook heel belangrijk om effectief te leren. Hoe zouden grote sterren in de sport ooit hun eerste stappen hebben gezet om zo groot te worden als zij vandaag zijn. Komt dit door het eindeloos herhalen van trainingsvormen, komt dit door een grote discipline, of zijn er andere vormen die creatiever zijn en een groter effect hebben?
Het herkennen van het patroon
Het opslaan van gegevens en deze gegevens ordenen en koppelen is de taak van onze hersenen. Daardoor is de mens in staat om patronen te herkennen. Door te leren, worden verbindingen gelegd in de hersens. Deze verbindingen zijn steeds opnieuw te gebruiken. Deze worden daardoor ook steeds groter en breder. Het helpt om de kennis die we hebben opgebouwd steeds groter te maken. Dit helpt om steeds gemakkelijker patronen te herkennen als mens. Bewegingen herhalen doen we om ze eigen te maken en snel op te roepen in een wedstrijdsituatie. Dit maakt de wijze van leren dus ook belangrijk.
Gebruikmaken van traditioneel leren
Er bestaat een traditionele vorm van leren die al heel lang wordt toegepast. Dit is een algemene manier die perfect lijkt te zijn. Denk bijvoorbeeld aan het perfecte schot of de perfecte tackle. De manier waarop ieder mens beweegt heeft echter ook veel te maken met de opbouw van het lichaam en de persoonlijkheid. Deze combinatie is voor geen twee mensen gelijk. Daardoor is er dus geen perfecte vorm die algemeen toepasbaar is. Dit is per persoon verschillend. Daardoor heeft het geen meerwaarde om voortdurend dezelfde beweging na te bootsen. Beter is het om een eigen juiste beweging te vinden.
Het gebruik van handvatten
Dit betekent niet dat er geen handvatten of hoofdlijnen bestaan. De plaats van de duimen bij het vangen van een bal voorkomt dat de bal gemist wordt. Een tegenstander ontwijken leidt tot een gemakkelijker schot op doel. Vooral in de beginfase is er veel vooruitgang te boeken. Er is al snel een flinke learning curve op te zetten. Pas wanneer een basis is gelegd bij een mens, zal de learning curve meer afvlakken. De basiskennis over de beweging zit dan goed in het hoofd van de speler. Hier is dan nog weinig verbetering in te behalen. Daarna komt dus de fase van personaliseren om de eigen optimale beweging te kunnen ontdekken.
Gebruikmaken van differentieel trainen
Wie de echte topspelers bekijkt, ziet dat zij stuk voor stuk een eigen optimale manier van presteren hebben gevonden. Dat doen ze op basis van de eigen kwaliteit. Differentieel leren gaat dan ook over het optimaal variëren. Zo kunnen spelers zelf hun bewegingen en inzichten opdoen. Dat betekent dat niet keer op keer hetzelfde schot op doel wordt herhaald. In plaats daarvan wordt voor verschillende afstanden, verschillende plekken op het veld en verschillende voorbewegingen gekozen. Ook kan gekozen worden om eerst een loopladder of een reeks push-ups wordt verlangd om te leren schieten bij vermoeidheid.
Op allerlei vormen toepasbaar
De vorm van trainen is op allerlei zaken toepasbaar. Denk bijvoorbeeld aan verschillende partijvormen. Van 5 tegen 5 tot 6 tegen 2 en 9 tegen 3. De bedoeling daarbij is om de spelers voortdurend te verrassen. Daarmee wordt voorkomen dat alleen vaste patronen worden ingeslepen. Het is juist zo dat spelers zich dan aan de verschillende situaties moeten aanpassen. Ze zullen voortdurend moeten leren. De oefening met het schot gaat niet alleen om de perfecte beweging. Het gaat ook om het herkennen van de situatie. De verbindingen in de hersenen worden gelegd en meer en meer wordt dit een groot netwerk in het hoofd. Zo kan de speler altijd uit kennis putten.
Minder controle willen
De traditionele manier van leren staat veel meer in het teken van controle. Wie kiest voor differentieel trainen, kiest juist voor loslaten. Het is belangrijk dat de speler zelf met het lichaam leert omgaan. Het is belangrijk om de ogen op het doel te houden en vertrouwen te hebben in het eigen kunnen. Ook in situaties die niet herkend worden. Dat gaat niet uitsluitend om motoriek. Ook kennis en inzicht zijn daarin belangrijk. Dit maakt het essentieel om op het hoogste niveau te kunnen presteren. Het in een flow raken wordt dit ook wel genoemd. Dit betekent dat de controle losgelaten wordt.
Een voorbeeld van differentieel trainen
Wanneer een speler goed in staat is de handeling uit te voeren, is het zaak de volgende stap te zetten. Dit betekent dat de activiteit verbeterd moet worden. Dit betekent dat het nog belangrijker wordt om te variëren in de vormen. Een andere voorbeweging, een andere kleur of kleinere bal of een andere ruimte kunnen hier al veel effect in hebben. Het zorgen voor variatie is ook wel wat differentieel leren wordt genoemd. Daardoor is de manier waarop de handeling wordt uitgevoerd alleen maar nog beter. De speler krijgt meer en meer verbindingen in het hoofd en daardoor dus ook meer opties om te spelen. Het brein weet na enige tijd altijd de optimale actie te vinden. Het brein blijft op die manier ook actief. Een oefening voor zowel keeper als speler om het reactievermogen te verbeteren is trainen met de reactiebal.
Veel variatie in onderstaande oefening van Thomas Tuchel. Partijspel in verschillende richtingen op verschillende goals. Je zou naast de goal ook een rebounder/tsjoek kunnen zetten, scoren via de rebounder/tsjoek telt voor 2, wees creatief en verrassend.
De geestelijk vader van differentieel leren
Differentieel leren is ontwikkeld door Wolfgang Schöllhorn, een sportwetenschapper. Het werken met vaste regels voor een sporter levert in die visie niet veel op. De ideale trap of de ideale tackle bestaat simpelweg niet. Het is belangrijker dat de spelers de beweging zelf kunnen voelen. Door zoveel te variëren als mogelijk kan het menselijk lichaam zelf de juiste beweging herkennen. Dat kan per situatie immers ook sterk verschillen. In dynamische sporten bepalen de omstandigheden dan ook altijd wat de beste keuze is. Dit kan dus iedere keer weer anders zijn.
Het positieve effect
Het positieve effect van differentieel leren is al meerdere keren in de praktijk zichtbaar geworden. Zo werd een Duitse kogelstoter in 2007 aanzienlijk sterker nadat gekozen werd voor differentieel leren. Door de kogel op veel verschillende manieren te stoten, werden veel verbindingen gelegd. Daarbij werden zelfs methoden gebruikt die in wedstrijdvormen nooit voorkomen. Daarmee kon de kogelstoter zoveel progressie boeken, dat hij zelfs zilver wist te winnen op het Duits kampioenschap. Iets wat hem voorheen eigenlijk lijk nooit leek te gaan lukken in zijn loopbaan.
De weg van de kogelstoter
Het verhaal van de kogelstoter is uitgebreid gedocumenteerd. Zo is te zien dat er eerst zeven weken wordt getraind op dezelfde aanloop en dezelfde wijze van stoten. Daarna wordt zeven weken getraind met een eindeloze variatie in zowel de aanloop als de vorm van stoten. Dit leverde na die zeven weken een winst van twee meter op. Al in de vroege jaren zijn veel trainers hier door beïnvloed. Dit principe wordt op veel plekken toegepast. De spelers kunnen bijvoorbeeld de ingooi oefenen met andere voorwerpen, waarbij vooral ook het gewicht nogal kan verschillen. Op termijn is dan te zien dat spelers met de bal zelf steeds verder gaan gooien. Het gaat niet om de kracht. Het gaat om het optimaliseren van de beweging. Dat is de manier om progressie te boeken en grotere afstanden te overbruggen.
Verschillen in sporten
Natuurlijk is het belangrijk om met de fundamentele verschillen tussen sporten rekening te houden. De lessen van de kogelstoter zijn niet zo te kopiëren voor het voetbal. Wel is te leren dat differentieel leren ook in het voetbal toepasbaar is. In veel jeugdopleidingen van Nederlandse profclubs wordt vaker op straat en in de zaal gevoetbald om de opleiding te verrijken. Bij Ajax werd overwogen om zelfs één van de velden slecht te onderhouden. Zo konden spelers ook met die omstandigheden leren omgaan. Bij Ajax wordt in de jeugd ook gedribbeld met een bal in de vorm van een handbal. Daarmee wordt onbewust aan de vaardigheden van de spelers geschaafd. Onderzoekt heeft aangetoond dat sporters zich niet te vroeg moeten specialiseren op één sport maar hierin moeten variëren, breed motorisch opleiden. Een goed model hiervoor is het Athletic Skills Model (ASM). Dit zorgt voor betere prestaties, minder blessures, meer creativiteit en meer plezier! Voor meer informatie: https://www.athleticskillsmodel.nl/
Allerlei mogelijke veranderingen aanbrengen
De veranderingen zijn er op allerlei gebieden mogelijk. Dit gaat verder dan alleen de ondergrond. Ook de verschillende ballen uitproberen is een optie. Positiespellen spelen met een kleinere bal is een goede keuze. Waarbij dan ook de soorten spellen weer door elkaar gegooid kunnen worden. Bijvoorbeeld door elke keer als de bal uit gaat een bal van een andere grootte terug het veld in te gooien. Dit kan ook met bijvoorbeeld een rugbybal in ovale vorm. Het lijkt gek, maar het is het ultieme voorbeeld van hoe differentieel leren werkt. Spelers kunnen hier al heel snel heel veel van leren. Een afwerkvorm waarin de spelers moeten dribbelen “door” een springtouw. Spelers moeten zich aanpassen aan de omstandigheden.
Trainen op differentiële wijze
Er zijn drie factoren die meespelen. Het gaat dan om de activiteit, het individu en de omgeving. Wanneer deze factoren veranderen, wordt ook het leren van de speler beïnvloed. Daardoor zal deze de zaken steeds beter leren beheersen. De uitvoering wordt op termijn dus ook steeds beter. De spelers moeten de zelfde principes steeds op andere wijze toepassen. Dat kan veel meer opleveren dan keer op keer dezelfde oefening erin slijpen. De situaties kunnen immers sterk verschillen per keer. De speler moet beslissen en handelen naar deze situatie.
Het automatiseren van processen
Wie de resultaten van differentieel leren bekijkt, kan deze vergelijken met automatisering. De speler en het lichaam moeten zo vaak wennen aan veranderende omstandigheden, dat het gedwongen wordt om steeds weer de goede keuzes te ontdekken. Dit hoeft niet lastig te zijn, want dat is dus te trainen. Daardoor wordt de speler alleen maar beter en beter in het uitvoeren van de activiteit. Dat is dan ook uiteindelijk wat het doel is van deze manier van werken. Daar gaat het allemaal ook om.
Differentieel leren in positiespellen of partijvormen
Er zijn ook positiespellen en partijvormen mogelijk. Dat kan bijvoorbeeld door te spelen zonder hesjes. Daarmee is te zorgen dat spelers niet in één oogopslag kunnen zien wie bij welke partij hoort. Het is veel belangrijker om te kijken. Ook voordat de speler aan de bal komt. Daardoor wordt het moeilijker voor ze gemaakt en dwing je ze om meer overzicht te houden. Dat zal de wedstrijdvormen alleen maar beter maken. Want dan is er wel een duidelijk verschil tussen de teams te herkennen. Dit zal het dus zeker ook gemakkelijker maken. Je kunt de spelers ook laten spelen met gekleurde zweetbandjes, spelers moeten dan de omgeving nog beter scannen om te zien bij welk team ze horen.